In de maand juni 2018 stond Zelfregulatie centraal. Gastschool deze maand was Koning Willem 1 College.
Op 18 juni 2018 hielden we de Group Design Room bij Koning Willem I College over de 21ste-eeuwse vaardigheid Zelfregulatie. We gingen aan de slag met een mooie, gemeleerde groep waarin studenten, docenten, onderwijskundigen en mensen uit bedrijfsleven vertegenwoordigd waren. Zij kwamen met veel goede punten en feedback over de vaardigheid Zelfregulatie én over de vorm van het te ontwikkelen instrument KOMPAS21. Naast dat de groep zeer betrokken was, hebben we genoten van de nodige Brabantse gezelligheid.
In de online peiling onder 92 mbo-studenten, mbo-docenten, andersoortige onderwijsprofessionals in het mbo en bedrijfsleven vroegen wij hoe zij denken over zelfregulatie.
Uit de beschrijvingen die studenten geven over zelfregulatie kwam naar voren dat ze bij zelfregulatie vooral denken aan het zelf bewust richting geven aan je handelen, zoals in de manier waarop je keuzes maakt. Deze beschrijving komt ook veelvuldig terug bij docenten, andere onderwijsprofessionals en deelnemers uit het bedrijfsleven. Daarnaast gaat zelfregulatie volgens studenten ook om goed voor jezelf zorgen (balans houden in je leven, gezonde keuzes). Dit wordt relatief wat minder vaak genoemd bij de andere groepen.
Deze beschrijvingen worden ook genoemd door docenten, onderwijsprofessionals en het bedrijfsleven. Daarnaast wordt zelfregulatie nog breder ingevuld. Zij vullen deze aan met onderdelen die ook uit een eerdere inventarisatie van nationale en internationale publicaties over zelfregulatie naar voren komen (zie voor een beschrijving hiervan ‘literatuur over zelfregulatie’):
De deelnemers vullen deze onderdelen op verscheidene manieren in. Bijvoorbeeld bij onderwijsprofessionals wordt het belang van grenzen aangeven en bewaken genoemd in het kader van “rekening houden met de eigen capaciteiten”. Daarnaast noemen ze veelvuldig het belang van zelfkennis en zelfinzicht. Er worden een aantal keer ook beschrijvingen gegeven die aanvullend zijn op de componenten van zelfregulatie die zijn opgehaald uit de literatuur. Zo noemen onderwijsprofessionals het belang van inlevingsvermogen, het om kunnen gaan met feedback en zelfredzaamheid: zelf problemen of opdrachten kunnen oppakken en oplossen. Daarnaast noemen docenten het belang van: het leveren van een constructieve bijdrage aan een gezamenlijke opdracht of samenwerking, zorgen dat je jezelf blijft ontwikkelen (autodidacte vaardigheden ontwikkelen kan hierbij horen) en, gerelateerd hierin: weten hoe jezelf tot dusver hebt ontwikkeld en hoe toekomstige doelen kunt bereiken.
De deelnemers van de peiling gaven naast een eigen beschrijving van zelfregulatie ook het belang aan van voorgelegde onderdelen van zelfregulatie. Deze onderdelen kwamen uit de genoemde inventarisatie van wetenschappelijke publicaties over zelfregulatie naar voren. De volgende vijf onderdelen werden het meest belangrijk gevonden (in volgorde van belangrijkheid):
In de peiling werd de deelnemers ook de vraag gesteld om een aspect van zelfregulatie te noemen die ze nog misten in de vragenlijst. Aanvullend werd het belang van initiatief nemen genoemd, zoals zelf feedback vragen, en besef van geldende normen. Andere genoemde aspecten van zelfregulatie gaven vooral verdieping en bredere inkleuring van de eerder bevraagde onderdelen van zelfregulatie. Hierbij ging het bijvoorbeeld om het belang van zelfvertrouwen als uitbreiding op rekening houden met eigen capaciteiten. Een ander voorbeeld is het belang van (het creëren) van een sociaal veilige omgeving als inkleuring van ‘zorgen voor een omgeving die helpt om doelen te behalen’.
Sem van Geffen laat in zijn blog zien dat er een fasering bestaat in de ontwikkeling van zelfregulatie en geeft een praktisch voorbeeld daarbij. “Zelfregulatie is een complex begrip. In het KOMPAS21 onderzoek hebben we niet alleen geprobeerd om tot een definitie te komen, maar ook om samen met docenten, studenten en het bedrijfsleven de belangrijkste elementen van zelfregulatie te duiden.”
Zelfregulatie wordt belangrijk gevonden voor het levenslange functioneren van mensen op het gebied van hun geestelijke en fysieke gezondheid en hun sociaal en maatschappelijk functioneren. Zo hangt een gebrek aan zelfregulatie samen met gewelddadigheid, drugsmisbruik en extreme gewichtstoename. Daarnaast is zelfregulatie in de vorm van impulsiviteit een kerncriterium van geestelijke problematiek zoals adhd (attention-deficit/ hyperactivity disorder). Daarnaast hangt zelfregulatie samen met schoolsucces en sociaaleconomisch succes, zoals het kunnen omgaan met geld (Murray, Rosanbalm, Christopoulos, & Hamoudi, 2015) en succes op de arbeidsmarkt (Christoffels & Baay, 2016). Zelfregulatie is dus een belangrijke vaardigheid, maar wat wordt er eigenlijk onder verstaan?
Bij zelfregulatie gaat het om de processen waarmee personen hun doelgerichte activiteiten over tijd en in verschillende omstandigheden kunnen uitvoeren (Karoly, 1993). Om het proces van zelfregulerend leren te beschrijven, wordt veelal uitgegaan van drie fasen waarin deze processen plaats vinden: voor, tijdens en na de uitvoering van de doelgerichte activiteit. In de eerste fase worden de activiteiten bepaald en gepland. In de tweede fase wordt gezorgd dat de activiteiten kunnen worden uitgevoerd. In de derde fase worden de activiteiten, processen en factoren die van invloed zijn op de activiteiten geëvalueerd, waarop deze eventueel worden bijgesteld (bijv. SLO, 2017).
In elk van deze fasen komen verschillende componenten van zelfregulatie naar voren: (meta)cognitieve-, emotionele-, motivationele- en gedrags-componenten (cf. Pintrich & Zusho, 2002). Het reguleren van het denken wordt vaak aangeduid als het (meta)cognitieve component van zelfregulatie. Het gaat over het bepalen van activiteiten aan de hand van realistische doelen en prioriteiten, het nadenken over de aanpak en het plannen van deze activiteiten en het concentreren op deze activiteiten. Ook ‘voorwaardelijke’ capaciteiten die hiervoor nodig zijn kunnen onder cognitieve zelfregulatie geschaard worden, zoals rekening houden met eigen capaciteiten en nadenken over de gevolgen van activiteiten voor zichzelf en anderen.
Emotionele zelfregulatie is het “actief bijsturen van sterke en onaangename emoties om te zorgen dat je goed kunt blijven functioneren”. Hierbij gaat het om jezelf te kunnen kalmeren en ontspannen bij stress, zoals sporten, ademhalingsoefeningen en het zoeken van steun (Murray en collega’s, 2015). Anderzijds kan het gaan om het opwekken en gebruiken van positieve emoties die doelgerichte activiteiten helpen initiëren of continueren, zoals enthousiasme en motivatie (cf. Blair & Diamond, 2008).
Deze raken ook aan het motivationele component van zelfregulatie, waaronder het hebben van doorzettingsvermogen. Tot slot heeft gedragsmatige zelfregulatie onder andere te maken met handelingen die ervoor zorgen dat je jouw activiteiten goed kunt uitvoeren, zoals zorgen voor een geschikte omgeving (bijvoorbeeld een rustige omgeving zodat je jezelf kunt concentreren) en het onderdrukken van niet passend of storend gedrag (bijvoorbeeld niet gamen bij het maken van opdrachten voor je opleiding; bijvoorbeeld Christoffels & Baay, 2016). Ook verantwoordelijkheid nemen voor je eigen handelen en keuzes hoort bij het gedrags-component van zelfregulatie als ook het kunnen aanpassen of bijsturen van je aandacht of activiteiten als dat nodig is. In het laatste geval gaat het om flexibiliteit, zoals wanneer doelen met elkaar dreigen te botsen, bijvoorbeeld “…een student met een bijbaantje. Hij zal zijn planning moeten aanpassen om op verzoek extra te werken en toch zijn studietaken op tijd af te krijgen” (Christoffels & Baay, 2016).
Samengevat, laat zelfregulatie zich in verschillende (meta)cognitieve-, emotionele-, motivationele-, en gedrags-componenten vertalen. Op een rij, gaat het hier om: